Gerard Alderliefste:

“Ik eet 's ochtends gewoon Brinta”

Het gaat goed met de band Alderliefste. Zo goed, dat leadzanger/gitarist Gerard Alderliefste volgend jaar tijdelijk stopt met zijn werk als verslavingsarts in Haarlem. Hij geeft zichzelf en zijn in het ‘powerchanson’ gespecialiseerde band één jaar de tijd om een hit te scoren in Frankrijk. Lukt dat niet dat komt hij in 2008 gewoon weer terug in het mooie pand aan het Spaarne, waar hij de afgelopen zes jaar verslaafden behandelde. Een gesprek over sex, drugs, rock ’n roll en ‘belles histoires’.

(Impuls/Straatjournaal, najaar '06, tekst: Sylvester Hoogmoed)

Gerard Alderliefste is in een euforische stemming. De band die zijn achternaam draagt en behalve de zanger/gitarist zelf bestaat uit bassist Arnd Broeke en drummer Luc de Bruin, begint aardig door te breken. Deze zomer hadden ze samen met Paul de Leeuw een hit met ‘Une belle histoire’, een chanson van Michel Fugain, dat door Alderliefste in een nieuw, meer ‘poppy’ jasje werd gestoken. Bovendien treedt het trio sinds enkele maanden regelmatig op met Ramses Shaffy, de oude maestro, die voor de zoveelste keer uit zijn as is herrezen. “Wow, wat een improvisatievermogen heeft die man! Ik vind het geweldig dat dat icoon op zo’n moment een medemuzikant wordt. Dan vervagen alle leeftijdsverschillen en sta je gewoon samen muziek te maken.”
Vorig jaar stonden ze in de hitparade met ‘Laat me / Vivre’, een oude hit van Shaffy, opnieuw opgenomen samen met de chansonnier zelf en Liesbeth List. Alderliefste is gespecialiseerd in wat ze zelf ‘powerchansons’ noemen. “We spelen de liedjes die we leuk vinden. Daar zit veel muziek bij waarmee ik ben opgegroeid: Fugain, Julien Clerc, Gérard Lenorman, de Poppys. Daar komt bij dat ik een talenknobbel heb, ik was bijna Frans gaan studeren.” In 2004 verscheen er een cd met zelfgeschreven liedjes in het Frans, onder de zeer Bataafs aandoende titel ‘Je maintiendrai’. In een van de nummers daarop gaat het over de plek waar zijn liefde voor Frankrijk min of meer begon: het strand van Amboise. “Dat is een plaatsje aan de Loire, bij Tours in de buurt. Ver van zee, maar het heeft wel een strandje, aan de rivier. Daar ligt de camping waar ik vroeger als puber vaak naartoe ben geweest. Het Frans dat ik op de middelbare school leerde heb ik daar voor het eerst in de praktijk gebracht. Met de vrienden die ik daar toen maakte heb ik nog steeds contact.”

Flower Power

Hoeveel Nederlanders bewaren geen dierbare herinneringen aan ‘belles histoires’ op een Frans rivierstrandje. Toch is het Franse chanson tegenwoordig in ons land veel minder populair dan vroeger. Hoe zou dat komen? Alderliefste: “Ik denk dat daarbij twee factoren meespelen. Ten eerste had je in de jaren zestig en zeventig de tijd van de flower power. Het chanson paste daarbij. Dat was een episode, zoiets is tijdsgebonden. Ten tweede vinden Nederlanders het in toenemende mate een moeilijke taal; ze laten het snel vallen op school. Ik hoop er een klein steentje toe bij te dragen dat mensen Frans weer leuk gaan vinden. Ik heb al een paar keer in de klas opgetreden. Dan sta je met je gitaar voor leerlingen van dertien, veertien jaar, die aan de hand van onze teksten grammatica leren. Als me dat gevraagd wordt, dan rijd ik wel even voor in mijn 2CV.” Een echte francofiel dus, zou je zeggen, maar lachend ontkent hij dat. “Zo lijkt het, als je chansons zingt en dan ook nog in een eend rijdt... Maar ik eet ’s ochtends gewoon Brinta hoor en geen stokbrood met jam. Nee, ik vind het een heel mooi land, maar ben geen fanaat.”

Stiekem hoopt Alderliefste op een dag ook in Frankrijk door te breken. Nu al treden ze er ‘s zomers op, maar dat doen ze op campings waar vooral veel Nederlanders komen, al zijn er ook Fransen die komen kijken. “Voor een optreden vraag ik altijd: ‘Il y a des Français?’ Die houd ik dan de hele avond in de gaten, om te kijken hoe ze reageren. Het feit dat ze blijven staan is al een goed teken en als ze na afloop een cd van ons kopen is het helemaal mooi! Het zou ideaal zijn om met een eigen nummer in Frankrijk een hitje te krijgen, waardoor je daar kan gaan touren. Met als basislocatie een ‘petit chateau’ ofzo… Het is een mooie droom!”

Verslavingsarts

Behalve popmuzikant is Alderliefste ook verslavingsarts, bij de Sociale Verslavingszorg aan het Spaarne in Haarlem. Wat vindt hij ervan dat ‘sex, drugs en rock ’n roll’ zo vaak in één adem wordt genoemd? Alderliefste: “Het gemeenschappelijke daarin is het gevoel van bevrijding dat het oplevert. Verder is applaus verslavend: dat is zo mooi, dat je het steeds opnieuw wilt ervaren. Het verandert iets in je hersenen, net als drugs en alcohol. Als je de volgende dag niet naar je werk hoeft, dan heb je al snel de neiging om teveel in dat genot te blijven hangen. Ik denk dat muzikanten daar vatbaarder voor zijn, omdat ze meestal nogal hechten aan hun vrijheid. Dat herbergt risico's.”
Gelukkig heeft Alderliefste zelf geen aanleg om verslaafd te raken. “Ik ben er genetisch niet voor gepredisponeerd, ben niet vatbaar voor verslaving aan alcohol of drugs. Na twee, drie glazen ben ik al aangeschoten. Mijn verslaving is de muziek en het applaus. Voor een groep staan met een gitaar om je nek, plezier maken, het sociale ervan: ik kan niet zonder, anders krijg ik afkickverschijnselen.”
Vanwege het succes van de band stopt Alderliefste medio 2007 tijdelijk met zijn baan als verslavingsarts. “Ik ga me een jaar lang concentreren op mijn artistieke activiteiten. Na dat jaar kom ik terug. Tenzij we een hit krijgen in Frankrijk, dán kom ik niet meer terug!”
Hij werkt nu zes jaar in Haarlem. Hoewel het aantal verslaafden in die periode ongeveer gelijk bleef, is er met name het laatste jaar het een en ander ten goede veranderd, signaleert Alderliefste. “De begeleiding is duidelijk verbeterd. Iedere verslaafde met problemen op sociaal, psychisch en medisch gebied heeft nu een vaste contactpersoon, een case manager. Dat voorkomt dat mensen van het kastje naar de muur worden gestuurd. Verder is er sinds 1 november vorig jaar de methadonpost aan het Spaarne. Daar is veel politiek geharrewar over geweest, maar er wordt goed gebruik van gemaakt. Een goede methadondosis reduceert het heroïnegebruik, dat is bewezen. Wat ik verder een mooie ontwikkeling vind: de twee middagen huisartsenspreekuur bij het Leger des Heils. Dat was even wegbezuinigd, maar sinds een jaar is het er weer.”

Dakloos

Een deel van zijn verslaafde patiënten is dakloos. Wat vindt Alderliefste van de mensen die geen daklozenkrant kopen omdat verkopers volgens hen van verdiende geld toch maar drugs of drank gaat kopen? “Meestal klopt dat gewoonweg niet. Een collega van mij uit Amsterdam heeft berekend dat van alle daklozen maar dertig procent verslaafd is. Zeventig procent is dat dus niet! Meestal knokken ze om wat geld te verzamelen, om een nachtje bij het Leger des Heils te kunnen slapen. Maar zelfs áls ze er drank voor kopen, dan doen ze er in ieder geval wat voor, dat moet je waarderen. De daklozenkrant verkopen is hele goeie een stap in de goede richting: je doet iets, het geeft structuur en wordt beloond met zelfwaardering en wat geld.” Hij benadrukt dat het ontzettend moeilijk is om af te kicken. “Als je verslaafd bent, treedt er in de hersenen een blijvende verandering op. Daarom kun je terecht over verslavingsziekte praten. Vroeger werd er al snel tegen verslaafden gezegd: ‘Je bent een sukkel, een slappeling!’ Mensen realiseren zich niet hoe moeilijk het is. Verslaafden moeten het opnemen tegen een hersenafwijking. Dat is een heel moeilijk gevecht, dus dan ben je geen slappeling. Je moet verslaafden geen schuldgevoel aanpraten. Daarvan krijgen ze alleen maar meer trek, met als gevolg een neerwaartse spiraal.”
Bij hulpverlening aan verslaafden moeten de verwachtingen niet te hoog gespannen zijn, waarschuwt Alderliefste. “Heel soms kun je mensen helemaal van hun verslaving afhelpen, maar dat is een heel lang traject, dat soms wel twintig jaar duurt. En er blijft altijd een groepje dat therapieresistent is, waarbij niks helpt. Maar het is altijd goed om met behulp van medicatie de schade van alcohol, heroïne en cocaïne te beperken. Dat is al een mooi doel.”

Interview: © Sylvester Hoogmoed, september 2006


Website Alderliefste



Klik hier als u links geen menu ziet!